Contextual Metaphilosophy - The Case of Wittgenstein Dimitris Gakis Samenvatting: Dit proefschrift beoogt een tweeledig doel. Ten eerste om een alternatief te scheppen voor de momenteel dominante metafilosofische benaderingen. Bij die benaderingen wordt de vraag 'Wat is filosofie?' beantwoord op een normatieve wijze, in termen van wat filosofie zou moeten zijn. Zo'n antwoord kan meerdere vormen aannemen: dat filosofie een vorm van conceptuele analyse zou moeten zijn, van wetenschap, van een manier van leven, van kritiek, van waarheidsvinding, om enkele voorbeelden te noemen. Wij proberen daarentegen een descriptief antwoord op metafilosofische vragen te geven, waarbij filosofie als activiteit of praktijk wordt gezien, als iets wat door mensen wordt gedaan. Zodoende benaderen we filosofie als datgene wat filosofen doen, als het product van de activiteiten van mensen in concrete historische, sociale, en culturele contexten. We zien filosofie niet als een homogeen domein, gekenmerkt door een filosofische essentie, maar als een veelzijdig en complex netwerk van paradigma's. Deze paradigma's zijn aan elkaar gerelateerd - niet door één gedeeld kenmerk - maar door een keten of netwerk van gelijkenissen (en daarnaast zijn er natuurlijk ook verschillen). Cruciaal wordt dan de relatie van filosofische praktijken tot de context waarin die zich voltrekken, tot het web van menselijke activiteiten, tot het leven. Het tweede - en voornaamste - doel van dit proefschrift is om dit contextuele perspectief te concretiseren door middel van een gedetailleerd onderzoek naar de bredere context van leven, werk en gedachten van een bepaalde filosoof: Ludwig Wittgenstein. We onderzoeken de vele facetten van die context, zowel in Wittgenstein's vroege als in zijn latere fase. Met betrekking tot de vroege fase leggen we de nadruk op hoe zijn persoonlijke en (meta)filosofische houding zich verhouden tot bepaalde karakteristieken van de moderniteit en van enkele modernistische stromingen. Met betrekking tot de latere fase besteden we bijzondere aandacht aan de sociale en antropologische verschuiving in zijn perspectief, en aan de grotendeels Marxistische context van zijn latere leven en gedachten. Gezien vanuit dit perspectief is Wittgenstein niet slechts een filosoof die was gepreocuppeerd met logica, taalfilosofie, geestesfilosofie, en epistemologie, maar ook een filosoof die zowel door zijn leven als door zijn werk (en door de wisselwerking tussen die twee) een ethische, sociale en politieke houding naar voren brengt, één die voor een verandering vraagt in onze levensvorm(en). De twee doelen van dit proefschrift worden verbonden door de al genoemde contextuele aanpak, alsmede door het idee dat mensen zelf-institutionele wezens zijn. We beargumenteren dat dit een belangrijk kenmerk vormt van Witttgenstein's latere (meta)filosofische perspectief, en het vormt onze contextuele metafilosofische benadering. Dit idee is dat menselijke activiteiten, overtuigingen, en uitspraken niet zijn gebaseerd op een metafysische entiteit, of op buitenmenselijke essenties zoals 'God', 'Natuur', 'Werkelijkheid', 'Waarheid', 'Rede', 'Geschiedenis', 'Geest', 'Subject', of 'Mens'. Het enige waar we ons op kunnen baseren - (epistemo)logisch, ethisch, esthetisch, en psychologisch - is onszelf en onze medemensen, de gemeenschappen waartoe we behoren en die we vormen, die constitutief zijn voor ons en waarvoor wij constitutief zijn, en die waarmee we een wisselwerking aangaan.