Affect en betekenis. Subjectiviteit en evaluativiteit bij gradeerbaare bijvoeglijke naamwoorden María Inés Crespo In dit proefschrift onderzoek ik de betekenis van gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden, zoals 'lekker' en 'dik', en de betekenis van de zinnen die we met deze woorden kunnen maken. In het Engels kunnen we bijvoorbeeld uitingen doen als "Deze cake is lekker" en "Dit is een dik boek". Met dit soort uitingen kunnen we terecht komen in moeilijke discussies omdat 'lekker' en 'dik' in zeker zin subjectieve inschattingen zijn. Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van een duidelijker beeld van in welke zin we kunnen stellen dat de betekenis van gradeerbaare bijvoeglijke naamwoorden als deze subjectief zijn. Formele semantici en taalfilosofen hebben de laatste tijd veel aandacht besteed aan de subjectiviteit van bijvoeglijke naamwoorden als 'lekker', omdat een intuïtieve analyse over wat smaak inhoudt de gangbare waarheidsconditionele aanpak van de definitie van betekenis trotseert. Om uiteindelijk tot een beter begrip te komen van hoe subjectiviteit in de betekenis van gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden komt, beargumenteer ik dat ons begrip van betekenis meer omvattend moet worden dan de gangbare waarheidsconditionele definitie. We hebben een breder begrip van intentionaliteit nodig. Bijvoeglijke naamwoorden als 'lekker' en 'dik' zijn subjectief omdat ze aangeven hoe mensen zich kunnen gedragen, maar ook omdat ze aangeven hoe zij verwachten dat anderen zich zouden moeten gedragen. De subjectiviteit van smaak en andere ervaringen die we met behulp van taal uiten, vloeit voort uit de aanname dat 'ervaren' iets is dat alleen belichaamde agents kunnen. We beschrijven hier het beeld van belichaamde intentionaliteit waarbij deze niet alleen de waarheidsconditionele inhoud omvat, maar die ook overstijgt. De aboutness van evaluatieve oordelen als "Deze cake is lekker" of "Dit is een dik boek" beslaat een ineengevlochten web van informatie en affect. Om beter te kunnen specificeren hoe de verwachte gedragspatronen zich verhouden als constituenten van betekenis, beroepen we ons op het begrip 'affordance'. Affordances zijn handelingsmogelijkheden die de omgeving biedt aan vaardige agenten wiens vaardigheden grotendeels gedeeld zijn met andere mensen. Evaluatieve oordelen, in ons weergave, kondigen het reageren op ons relevante affordances aan. Dit klinkt dit als een vreemde manier om het taalwetenschappelijke begrip betekenis te omschrijven, zeker als men zich richt op een formele weergave ervan. Kunnen we wel een wiskundige aapak bereiken? We beschrijven een update system, een gesimplificeerd model die de mechanica van belichaamde intentionaliteit laat zien op de manier waarop agenten zinnen interpreteren zoals die hierboven en sommige andere. Het zal de lezer niet verbazen dat hoofdstuk 1 zich wijdt aan een algemene introductie. In de samenvatting van dit proefschrift gaan we daarom verder met hoofdstuk 2. Als we bijvoeglijke naamwoorden bekijken als een woordsoort, dan kunnen we de gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden als een aparte soort beschouwen. Bijvoorbeeld, ze kunnen volgens de trappen van vergelijking verbogen worden (je kunt zeggen "Deze cake is lekkerder dan die taart", of "Dit book is dikker dan dat woordenboek"), je kunt een uiting aanpassen met een bijwoord als 'erg' (denk bijvoorbeeld aan "Deze cake is erg lekker", of "Dit is een erg dik boek"), en ze hebben een voor de hand liggend antoniem (bijvoorbeeld "Deze cake is vies" of "Dit is een dun boek"). Hetzelfde geldt voor bijvoeglijke naamwoorden als 'vol' of 'leeg' en 'open' of 'dicht', maar 'lekker' en 'dik' zijn evaluatief. Want hoewel we een uitroep als "Wat een dik boek!" of "Wat een lekkere cake" heel normaal vinden, klinkt "Wat een dichte deur!" ons vreemd in de oren. We bespreken hier dan ook alleen die gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden die evaluatief zijn. Deze kunnen we vervolgens nader bekijken om te zien of ze allemaal subjectief zijn op de manier die we boven beschrijven. Zijn ze op dezelfde manier subjectief? In hoofdstuk 2 beschouwen we de beschrijving van algemene eigenschappen van gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden, plaatsen we 'lekker' en 'dik' als naaste familieleden in de stamboom van bijvoeglijke naamwoorden, en laten we enkele taalwetenschappelijke eigenschappen zien die aantonen dat 'lekker' en 'dik' niet op dezelfde wijze subjectief zijn. In bovenstaande paragrafen stelden we dat sommige bijvoeglijke naamwoorden discussies aanwakkeren die moeilijk de beslechten zijn. Opmerkelijk is dat we ook kunnen zeggen: "Ik vind deze cake lekker" of 'Bea vindt dit boek dik". Maar als het er echter over gaat of "Ulysses" van Joyce dikker is dan "Silk" van Baricco, dan is men snel uitgekibbeld. Als we dan vervolgens de twee uitingen "Dit is lekker, maar ik vind het niet lekker" en "Dit is zwaar, maar ik vind het niet zwaar" bekijken, dan wordt duidelijk dat de eerste zin, in tegenstelling tot de tweede, vreemd overkomt. Op de vraag waarmee we dit onderzoek ingingen, namelijk in welke zin 'lekker' en 'dik' subjectief zijn, zullen we de aanvulling moeten maken dat deze twee niet op precies dezelfde manier subjectief zijn. In hoofdstuk 3 zullen we een beknopt overzicht geven van twee discussies binnen de semantiek die met mijn onderzoeksvraag overlappen. Aan de ene kant hebben onderzoekers op verschillende manieren gradeerbaarheid geanalyseerd en geformaliseerd. Aan de andere kant is de discussie over de semantiek van bijvoeglijke naamwoorden zoals 'lekker' de laatste tijd uitgegroeid tot een slagveld over verschillende standpunten over de taalkundige definities van betekenis. De strijders binnen deze twee orthogonale debatten nemen een waarheidsconditioneel standpunt in. Dit geldt niet voor de expressivisten, die hebben voorgesteld om de waarheidsconditionele semantiek te vullen met een niet-cognitieve laag van betekenis om de subjectiviteit te kunnen verwerken. We beoordelen deze standpunten op basis van hun voor- en nadelen, maar gezien hun gemeenschappelijke basis kunnen we ook twee overeenkomende elementen onderscheiden. Wat ze alle gemeen hebben, is het uitgangspunt dat subjectiviteit afhankelijk is van de beoordelaar, en tevens maken ze subjectiviteit objectief. De meeste gangbare theorieëen passen een strategie toe waarin ze een beoordelaar toevoegen aan het semantische plaatje, meestal maar niet altijd de spreker zelf, die beoordeelt wat de waarheid, inhoud, bewijs, toegang, of houding is met betrekking tot een uiting als "Deze cake is lekker". Wanneer subjectiviteit beschouwd wordt als afhankelijk van de beoordelaar, dan wordt een subject voorwaardelijk beschouwd als gereduceerd tot het individu. Maar als we het correct toepassen van een term conceptualiseren tot iets dat afhankelijk is van individuele agenten, dan hebben we geen gemeenschappelijk en intersubjectieve voorwaarde meer waarmee we correcte van incorrecte toepassingen kunnen onderscheiden. Het gangbare standpunt ten opzichte van gradeerbaarheid, waarbij subjectiviteit ook als afhankelijk van de beoordelaar wordt gezien, beschouwt het subject als degene die beoordeelt welke vergelijkingsstandaard de overhand krijgt binnen een context, of als degene die besluit welke objecten vergeleken worden bijvoorbeeld bij het beoordelen of een bepaalde cake lekker is of niet. Maar in dit geval wordt de ervaring van de agent met betrekking tot een bepaald object niet van belang. Immers, je bepaalt of deze cake lekker is door te kijken naar de verhouding van deze cake tot vergelijkbare objecten. De expressivist mag dan misschien aan dit nadeel kunnen ontsnappen, maar als men de niet-cognitieve laag van betekenis van de beschrijvende betekenis loskoppelt, dan moet je immers kunnen verklaren hoe de verschillende soorten betekenis tot elkaar in verhouding staan. De moraal van dit kritische overzicht is dat om enige vooruitgang maken, moeten we een niet objectiverend en niet individualistisch notie van subjectiviteit ontwikkelen. De eerste stap in ons positieve relaas start in hoofdstuk 4 met een korte uitwijding over de epistemologie van smaak. Een discussie over smaak waarin Alf zegt: "Deze cake is lekker", maar Bea reageert met het tegenovergestelde "Nee, helemaal niet", laat ons zien dat ondanks de subjectiviteit van smaak het oordeel van een spreker niet alleen betrekking heeft op de spreker zelf. De toegesprokene is betrokken, daarom protesteert ze. Een uitstrekking van Kants notie van reflecterende oordeel kan smaakoordelen, andere evaluatieve oordelen, en non-evaluatieve oordelen overbruggen. Echter, "Deze cake is lekker", "Dit is een dik boek" en "Deze cake heeft nootjes" verschillen niet zo veel van elkaar. In alle gevallen gaan we er van uit dat anderen met ons eens moeten zijn. Ze zijn allemaal normatief maar niet allemaal van dezelfde aard. Dit wordt verklaard door de verschillende wijzen waarop het Kantiaanse reflecterende oordeel in aanmerking komt. Normatieve vorderingen kunnen soms worden ondersteund met rationele bewijzen, maar niet altijd, zoals bij smaakoordelen en andere evaluatieve oordelen. Zogenaamde avowals als "Ik heb hoofdpijn" of zekerheden zoals Moores beruchte "Dit is een hand" zijn in dit opzicht vergelijkbaar met "Deze cake is lekker". Het late werk van Wittgenstein, met name in de epistemologie en in de filosofie van de psychologie, legt uit waarom deze claims zo moeilijk te weerleggen zijn. Avowals en zekerheden brengen een opvatting naar voren van het noodzakelijk belichaamd en sociaal subject. Subjectiviteit ontwikkelt in de tussenruimte van subjecten. Het is constitutief afhankelijk van wat er gebeurt buiten in plaats van binnen, in hoe het handelt. De tweede stap is om de overeenkomende elementen gevonden in hoofdstuk 3 in een breder perspectief te plaatsen. In hoofdstuk 5 laten we zien hoe intentionaliteit in een bredere manier opgevat kan woorden ten opzichte van de notie van betekenis binnen de waarheidsconditionele aanpak. Voor de fenomenoloog Merleau-Ponty wordt intentionaliteit onlosmakelijk verbonden met belichaming. Operatieve intentionaliteit, het soort gerichtheid die we herkennen in doelgerichte beweging, is de basis voor alle cognitie. De subjectiviteit in de betekenis van 'lekker' of 'dik' wordt verklaard door het feit dat de cognitieve agent belichaamd is en dat hij door middel van talige uitingen zijn affectieve reacties uitdrukt. Op deze basis, en door de notie van affordance, de handelingsmogelijkheden die de omgeving biedt aan vaardige agenten, kunnen we de betekenis van een oordeel zoals "Deze cake is lekker" vastzetten als de handelingsmogelijkheden die we daarmee aanduiden. We nemen deze verbreding van de notie van betekenis als de belangrijkste bijdrage van dit onderzoek. De vraag waarmee we dit onderzoek ingingen stond als een probleem voor semantici en taalfilosofen die een interesse hebben in de formele uitwerking van betekenis. Deze bijdrage kan voor hen pas van belang zijn als deze hervormde notie naar een formele weergave van de semantiek van gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden en van de zinnen die we met deze woorden kunnen maken kan leiden. In hoofdstuk 6 schetsen we een model in de vorm van een update systeem. Daar spelen verwachtingen een cruciale rol om een formele opvatting van handelingsmogelijkheden in de betekenis van 'lekker' en 'dik' te brengen. Het systeem biedt een basisimplementatie die ons laat zien dat onze redenering in hoofdstuk 5 tot een systematische behandeling van de betekenis van evaluatieve oordelen leidt. Een bredere opvatting van betekenis kan binnen de bestaande semantische kaders ondergebracht worden. We concluderen in hoofdstuk 7 met het gebruikelijk uittreksel. De subjectiviteit van bijvoeglijke naamwoorden als 'lekker' en 'dik' is helemaal niet mysterieus als we het door de lens van belichaming bekijken. Natuurlijke taal ontstaat in een menselijke omgeving. Mensen zijn vleselijk geesten, geestelijke lichamen. Dit is vaak niet zichtbaar voor de semanticus aan het werk. De casus van gradeerbare bijvoeglijke naamwoorden zoals 'lekker' en hoe deze verbonden zijn met eenvoudigere bijvoeglijk naamworden zoals 'dik' zet de kwestie op tafel. Het vraagt ons om betekenis, het object van studie van de semantiek, te heroverwegen. We voegen aan het einde een algemene opmerking toe over hoe we een probleem voor heel analytische filosofen door een enigszins continentale aanpak proberen op te lossen. Dit proefschrift toont aan een samenwerking van de fenomenologie en de semantiek mogelijk is. Als je betrokken bent bij (taalkundige) betekenis, is het een goed idee om van tijd tot tijd wat aandacht te geven aan zijn mogelijkheidsvoorwaarden.