The Logic of Kant's Temporal Continuum Riccardo Pinosio Samenvatting: In dit proefschrift behandel ik de filosofische grondslagen alsmede de wiskundige structuur van Kant's tijdscontinuum. Ik richt me voornamelijk op het formaliseren van het tijdscontinuum zoals het wordt beschreven in de "Kritiek van de zuivere rede" en andere geschriften uit Kant's kritische periode. Echter, het grootste deel van mijn resultaten zijn evenzeer relevant voor het ontwikkelen van een wiskundige exacte grondslag voor een fenomenologisch begrip van het continuum. In het bijzonder betoog ik dat de topologische structuur van het Kantiaanse continuum gerepresenteerd kan worden door de lineaire ordening van Kantiaanse tijdspunten beschouwd op de inverse limiet van alle eindige modellen die de theorie T waarmaken, waarbij T staat voor de predicaat-logische theorie die Kant's begrip "temporele vorm van de ervaring" formaliseert. De wiskundige resultaten in dit proefschrift worden o.a. gebruikt om het nagenoeg ongrijpbare onderscheid -- geintroduceerd in B161n van de eerste Kritiek -- tussen tijd (en ruimte) als "vorm van de aanschouwing" en als "formele aanschouwing". In het bijzonder betoog ik dat de formele aanschouwing wordt voortgebracht door de werking van wat Kant noemt de `figuurlijke synthese' of `synthesis speciosa', waarbij het subject innerlijk op zichzelf inwerkt door het traceren (`beschrijven' in de meetkundige zin) van ruimtes in de uiterlijke aanschouwing, geleid door de zuivere verstandsbegrippen (`categorieën'). Ik verdedig daarmee een conceptualistische lezing van B161n, waarin tijd (en ruimte) als formele aanschouwing worden voortgebracht door het beschrijven van tijden (en ruimtes) middels de figuurlijke synthese, hoewel de formele aanschouwing niet vereenzelvigd mag worden met individuele beschrijvingen van tijden (ruimtes). Ik betoog verder dat de begrippen 'formele aanschouwing' en `vorm van de aanschouwing' weliswaar equivalent zijn in de context van de `Transcendentale esthetica', maar dat er in de `Kritiek' als geheel wel degelijk een onderscheid is tussen formele aanschouwing enerzijds, en een volledig passief begrip van aanschouwingsvorm anderzijds. Dit onderscheid is echter niet absoluut, maar gradueel; vormen van de aanschouwing verschillen in de mate waarin ze formeel zijn. Deze interpretatie sluit naadloos aan bij de voorgestelde formalisering van Kant's tijdscontinuum. Tot slot toon ik aan dat mijn reconstructie van Kant's continuum een generalisatie is van Russell's en Walker's constructies van tijdspunten uit `gebeurtenissen', en dat de verkregen structuren nauw verwant zijn aan wat bekend staat als `formal topology', een constructieve variant van verzamelingstheoretische topologie. Dit opent de mogelijkheid het Russell-Walker-Whitehead project -- de constructie van relativistische ruimte-tijd uit gebeurtenissen -- weer tot leven te wekken; bovendien werpt het een nieuw licht op de poging van `quantum gravity' om quantum mechanica te verzoenen met relativiteitstheorie middels `causal sets'. Het proefschrift begint met enkele filosofische uiteenzettingen. In hoofdstuk 2 betoog ik dat het mogelijk is middels wiskundige technieken filosofische analyses transparanter te maken. Hoofdstuk 3 is gewijd aan mijn interpretatie van het onderscheid tussen vorm van de aanschouwing en formele aanschouwing. Hoofdstuk 4 bevat een eerste aanzet tot een formalisering van dit onderscheid, waarbij de nadruk ligt op de filosofische betekenis van de formalisering, meer dan op de achterliggende wiskundige theorie. Dat verandert in hoofdstuk 5, waar de wiskundige theorie van het Kantiaanse continuum wordt gepresenteerd. Hoofdstuk 6 bouwt hierop voort, en onderzoekt in hoeverre de in hoofdstuk 5 geconstrueerde temporele continua licht kunnen werpen op de unificatie van relativiteitstheorie en quantum mechanica.