Signaling under Uncertainty Thomas Brochhagen Samenvatting: Wat wordt overgebracht gaat vaak verder dan wat er wordt gezegd. In plaats van het te vermijden, floreert  alledaagse communicatie in het impliciete; in het onuitgesprokene; in het contextueel bepaalde. Dit onderzoek concentreert zich op deze kwestie door te vragen waarom, en onder welke voorwaarden, taal(gebruik) het onuitgesprokene ter hand neemt terwijl de zaken ook explicieter overgebracht hadden kunnen worden. Preciezer gezegd proberen we op een fundamenteel niveau te begrijpen waarom het werk verdeeld wordt tussen semantiek en pragmatiek. Dit doen we door te kijken naar de voorwaarden waaronder eigenschappen die van deze werkverdeling gebruik maken voortkomen. We analyseren deze voorwaarden door speltheoretische modellen van rationeel taalgebruik, reinforcement learning, (geïtereerd) Bayesiaans leren, en populatiedynamiek zoals de repliceerder-muteerderdynamiek op nieuwe manieren te combineren. Onze analyse traceert taalverandering zowel op het niveau van geïtereerde interacties als op het populatieniveau. Beide niveaus brengen hun eigen perspectief mee en schijnen daarmee hun eigen licht op een gegeven eigenschap van taal. Dit maakt het mogelijk om verschillende, doch verweven, antwoorden op vragen zoals waarom alledaagse communicatie doorspekt is met semantische ambiguïteit; onder welke voorwaarden pragmatische inferenties mogelijk (niet) lexicalizeren; en, meer algemeen, wat voor werkverdelingen tussen semantiek en pragmatiek we kunnen verwachten voort te zien komen uit het krachtenveld en omgevingsfactoren die taal vormgeven te verkennen. Op het niveau van geïtereerde interacties, analyseren we het opzettelijk gebruik van ambigue uitdrukkingen in dialoog. Aan de hand van eerdere verklaringen van ambiguïteit beargumenteren we dat context een belangrijke rol speelt in het mogelijk maken van de risicoloze uitbuiting van ambiguïteit. We slaan echter wat gaten in deze uitleg door de aanname dat dialoogpartners toegang hebben tot dezelfde contextuele informatie te betwijfelen en uiteindelijk op te geven. Deze kwestie ontvouwt zich in een grotere, waar het samenspel tussen context, de gesprekspartners' subjectieve contextuele verwachtingen, en hun opvattingen over elkaars verwachtingen een belangrijke rol spelen. We beredeneren dat de gezamenlijke uitkomst van deze factoren de voorwaarden bepaalt waaronder een functioneel voordeel voor ambiguïteit kristaliseert. Om deze ideeën tastbaar te maken stellen we een model van rationeel taalgebruik voor en koppelen het model aan simpele adaptieve dynamieken. We laten zien dat het model empirisch onderbouwde patronen van ambigu taalgebruik met succes voorspelt. Op het populatieniveau staan eigenschappen emergent aan interacties aan de semantiek-pragmatiek interface voor uitdagingen die niet alleen taalgebruik, maar ook hun getrouwe overdracht over generaties omvatten. Nog semantiek nog pragmatiek zijn direct observeerbaar. In plaats daarvan zien leerlingen alleen het gedrag waarin de combinatie van semantiek en pragmatiek resulteert. Dit levert een probleem op omdat verschillende combinaties kunnen resulteren in (bijna) niet te onderscheiden zichtbare gedrag. In preciezere zin vragen we wanneer en waarom reguliere pragmatische inferenties wel (of niet) lexicalizeren, en wanneer semantische onderspecificatie ofwel wordt behouden ofwel plaatsmaakt voor preciezere uitdrukkingen. Om deze vragen aan te pakken formuleren we een model van de (co)evolutie van semantiek en pragmatiek. Het model houdt de effecten bij van functionele druk richting efficiënte informatieoverdracht en de effecten van druk richting leerbaarheid op zowel aparte als gecombineerde evolutionaire trajecten. We combineren dit model met modellen van pragmatisch taalgebruik op het niveau van het individu en dompelen het model onder in verschillende taalgebruik- en leeromgevingen.