Verhalen van gelijkenis en verbeelding. Een bescheiden epistemologie van mogelijkheden. (Tales of Similarity and Imagination. A modest epistemology of possibility.) Tom Schoonen Samenvatting: Dit proefschrift draagt bij aan het debat over hoe we gerechtvaardigde overtuigingen kunnen hebben over niet-werkelijke mogelijkheden. Deze studie evalueert benaderingen van de epistemologie van mogelijkheden die op verbeelding en op gelijkenis gebaseerd zijn, ontwikkelt binnen beide benaderingen nieuwe theorieën en onderzoekt de rol van mogelijkheidsoordelen binnen de filosofie. De rode draad door dit werk is modale bescheidenheid: ook al kunnen we gewone mogelijkheidsbeweringen terecht geloven (bijv. dat dit kopje kan breken), dit vermogen is beperkt als het gaat om vergezochte mogelijkheden (bijv. dat er een fysiek duplicaat van mij kan zijn dat geen bewustzijn heeft). Het proefschrift bestaat uit drie delen. Deel I van de dissertatie onderzoekt de op verbeelding gebaseerde epistemologieën van mogelijkheden -- d.w.z. de suggestie dat het kunnen verbeelden van iets ons rechtvaardigt in de overtuiging dat datgene mogelijk is. Verschillende prominente interpretaties van wat verbeelding is, worden beoordeeld op hun potentieel als basis voor een op verbeelding gebaseerde epistemologie van mogelijkheden. Daaruit blijkt dat de resulterende theorieën niet bijdragen aan een fundamentele verklaring van onze kennis van niet-werkelijke mogelijkheden. Derhalve wordt er een nieuwe theorie van verbeelding voorgesteld: verbeelding als sensomotorische simulatie. Een epistemologie van mogelijkheden gebaseerd op deze theorie van verbeelding komt tegemoet aan de bezwaren die ingebracht zijn tegen de eerdere theorieën en kan kennis van sommige niet-werkelijke mogelijkheden verklaren. Deel II beoordeelt de suggestie dat we onze overtuigingen over mogelijkheden rechtvaardigen door overtuigingen over de werkelijke wereld te extrapoleren door te redeneren op basis van gelijkenis. Allereerst wordt het begrip 'relevante gelijkenis' kritisch geëvalueerd en er wordt beargumenteerd dat menige interpretatie van deze notie problematisch is. Daarom wordt er een nieuwe op gelijkenis gebaseerde epistemologie van mogelijkheden voorgesteld die steunt op het concept van (natuurlijke) soort, ons vermogen om objecten te categoriseren als zijnde van een bepaalde soort en ons daaraan gerelateerd uitbreidend redeneringsvermogen. Er wordt betoogd dat de resulterende epistemologie van mogelijkheden cognitief plausibel, modaal bescheiden en in overeenstemming met de empirische bevindingen is. Deel III bespreekt hoe de filosofie afhankelijk is van mogelijkheidsoordelen. Een belangrijk bezwaar tegen niet-exceptionistische theorieën van gedachte-experimenten wordt uitgebreid en er wordt een oplossing voorgesteld die de vraag oproept of mensen filosofisch interessante mogelijkheden met recht kunnen geloven. Tenslotte wordt beweerd, in tegenstelling tot wat in de experimentele filosofie beweerd wordt, dat mensen wel betrouwbaar kunnen oordelen of filosofisch significante mogelijkheden waar zijn. Echter, vergezochte filosofische gevallen blijven buiten ons epistemisch bereik.