Het kwantificeren van de representatie van kwantoren: Experimentele studies, computationele modellen en individuele verschillen (Quantifying quantifier representations: Experimental studies, computational modeling, and individual differences) Sonia Ramotowska Samenvatting: Dit proefschrift stelt een nieuw, cognitief perspectief voor op de representatie en verificatie van betekenis van kwantoren in natuurlijke taal. Volgens het traditionele, logische perspectief worden dergelijke uitdrukkingen gerepresenteerd door middel van de voorwaarden waaronder de uitdrukking waar is. De aanname is dat deze waarheidsvoorwaarden gelden voor alle gebruikers van een taal. Echter, meer en meer onderzoek laat zien dat er wel degelijk variabiliteit is tussen representatie en verificatie van betekenis van kwantorenvan individuen. Dergelijke indivduele verschillen kunnen niet verklaard worden door het logische perspectief. Het cognitieve perspectief laat dergelijke variatie tussen individuen wel toe. Daarnaast biedt dit persepctief een verklaring voor formele eigenschappen van kwantoren, zoals vaagheid en polariteit Om de representatie van betekenis te onderzoeken, spelen computationele modellen een belangrijke rol. In dit proefschirft worden drie verschillende computationele modellen besproken. Elk model vat verschillende aspecten van representatie en verificatie van de betekenis van gekwantificeerde zinnen, zoals de waarheidsvoorwaarden, de vaagheid, of de cognitieve processen. Daarnaast beiden de computationele modellen de mogelijkheid om formeleeigenschappen van kwantoren te onderscheiden van individuele verschillen in taakvaardigheid. Hoofdstuk 2 van dit proefschrift onderzoekt individuele verschilllen in betekenisrepresentatie van vijf kwantoren die in het Engels voorkomen: few, many, most, fewer than half en more than half. Door middel van een computationeel model vatten we twee eigenschappen van betekenis van kwantoren de waarheidsvoorwaarde, de vaagheid, en onderscheiden we dit van variatie in taakvaardigheid van proefpersonen (responsie fouten). Door middel van een clusteranalyse laten we zien dat er drie groepen proefpersonen zijn met verschillende waarheidsvoorwaarde voor few, many en most. Deze groepen verschillen ook met betrekking tot de vaagheid die ze aan de kwantoren toekennen en de ordening van kwantoren de mentale getallenlijn. Hoofdstuk 3 verbreedt de resultaten van Hoofdstuk 2. Door gebruik te maken van een complexer computational model focussen we hier op de kwantoren most en more than half. De resultaten laten zien dat most gevoelig is voor individuele verschillen in betekenisrepresentatie, en dat de verificatie van zinnen met most afhangt van proportie. Een extra resultaat van Hoodstuk 3 is de observatie dat ondanks de betekenisverschillen tussen individueen, de betekenisrepresentatie wel stabiel op verschillende tijdsmomenten. Positieve kwantoren (zoals more than half ) worden sneller verwerkt dan hun negatieve tegenhangers (zoals fewer than half ). In Hoofdstuk 4 testen we de voorspellingen van twee verschillende theorieen van dit zogenaamde polariteitseffect. Dit zijn de pragmatische theorie, en het ”tweetrapsmodel”. Twee experimenten en computationele modellen laten zien dat het polariteitseffecten twee verschillende oorzaken kent. Beide theorieen lijken dus ondersteund te worden. In Hoofdstuk 5 gaan we dieper in op de oorzaken van het polariteitseffect door een belangrijke voorspelling van het tweetrapsmodel direct te toetsen. Het tweetrapsmodel stelt dat zinnen met negatieve kwantoren langzamer geverifieerd worden omdat ze een extra verwerkingsstap nodig hebben ten opzichte van positieve kwantoren. Hoofdstuk 5 presenteert de resultaten van een elektro-encefalografiestudie waarim proefpersonen de waarheid van zinnen moesten verifieren aan de hand van een afbeelding. De zinnen hadden of een postieve of een negatieve kwantor. Door het aantal verwerkingsstappen te schatten op basis van het EEG patroon, vonden we geen extra verwerkingsstap voor negatieve kwantoren, wat niet consistent is met het tweetrapsmodel. Hoofdstuk 6 tenslotte onderzoekt een verklaring voor het bestaan van semantische universalia, die belangrijk zijn voor de acquisitie begrip van kwantoren. Het hoofdstuk focust op de hypothese dat nieuwe kwantoren die voldoen aan de semantische unversalia makkelijker te leren zijn. In een groot experiment testen we de leercurve van acht verschillende kwantoren, die verschillen wat betreft monotoniciteit, conservatisme en kwantiteit. De resultaten ondersteunen de hypothese dat althans sommige sematnische unversalia makkelijker te leren zijn. Daarnaast bevat dit hoofdstuk ook een belangrijke discussie vanmethodologische overwegingen bji het experimentele onderzoek van semantische unversalia.