Samenvatting Mensen leven tegenwoordig in een uitgebreid en ingewikkeld sociaal netwerk. Naast onze eigen beslissingen en handelingen worden we dagelijks geconfronteerd met die van verschillende groepen. Collectieve beslissingen en handelingen zijn complexer en verwarrend vergeleken met die van individuen. Als leden van een collectief dragen we bij aan de beslissingen ervan, maar onze bijdragen komen niet altijd overeen met het resultaat. We kunnen ook buitengesloten worden van bepaalde groepen en passief onderworpen worden aan hun invloeden zonder ons bewust te zijn van de bron. We zijn gewend deel uit te maken van overlappende groepen en kunnen van identiteit veranderen, waarbij we de aanspraken van bepaalde groepen steunen of ons ertegen verzetten. Maar zelden staan we erbij stil: Waar hebben we het over als we het hebben over groepen en hun beslissingen? Centraal in dit proefschrift staat de kwestie van collectief handelen, d.w.z. de vraag in welke zin we een groep kunnen behandelen als een rationele agent die in staat is tot handelen. We hanteren twee perspectieven: een filosofisch en een logisch perspectief. Het filosofische perspectief bespreekt vooral de ontologische en epistemologische vraagstukken in verband met collectief handelen, zet de relevante filosofische geschiedenis op een rij, en betoogt dat de combinatie van een relationele kijk op collectief handelen en een dispositionele kijk op collectieve intentionaliteit een rationele en realistische beschrijving oplevert. Het logische perspectief is geassocieerd met formele theorieën over groepen. Het gaat voorbij aan de psychologische inhoud van het filosofische perspectief, construeert een logisch systeem dat voldoende formeel en objectief is, en axiomatiseert wat een collectief is. Het eerste onderwerp dat wordt behandeld is de ontologie van collectief handelen, d.w.z. de vraag wat collectief handelen precies is. De filosofische discussie daarover draait om het reductieprobleem van het begrip collectief. Individualisme en Cartesiaans internalisme hebben orthodoxe theorieën lang beïnvloed en hen voor de keuze gesteld tussen een onherleidbaar concept van een collectief en ontologisch reductionisme. Heterodoxe theorieën zoals het functionalisme en het interpretationisme herinterpreteren het begrip handelen en aanvaarden het als ook gerealiseerd op het niveau van een collectief. Om sociale fenomenen die in essentie relationeel van aard zijn adequaat te verklaren, stellen wij een relationele, holistische beschrijving van collectief handelen voor en beargumenteren wij dat functionalisme en interpretationisme in een dergelijke beschrijving kunnen worden geïntegreerd. Hoewel wij de onherleidbaarheid van het begrip collectief erkennen, stellen wij vast dat er een diepe onverenigbaarheid bestaat tussen het begrip collectief en het begrip intentionaliteit als kenmerk van het mentale. Om te verklaren hoe collectieve intentionaliteit toch mogelijk is en waarom wij geneigd zijn het te gebruiken naar analogie van de wijze waarop wij het begrip individuele intentionaliteit gebruiken, onderzoeken wij een dispositionele analyse van intentionaliteit die ons in staat stelt het begrip intentionaliteit zowel op individueel als op collectief niveau te verantwoorden. Daarbij onderscheiden we drie aspecten aan de dispositionele analyse: het gedragsmatige, het mentale, en het cognitieve aspect. Vervolgens betogen wij dat collectieve intentionaliteit reëel is door verschillende vormen van attributieve oordelen over intentionaliteit te analyseren en door het perspectief van onmisbare collectieve verantwoordelijkheid te introduceren. We analyseren ook hoe filosofische theorieën over collectief handelen zich verhouden tot centrale kenmerken van formele theorieën over collectieve beslissingen, zoals de speltheorie. Hoewel beide gebieden zich bezighouden met collectieven, zijn er ook verschillen tussen beide die moeten worden aangepakt. Zo is de speltheorie duidelijk anti-psychologistisch omdat zij een formele en objectieve analyse beoogt te geven. Vanuit het relationele en dispositionele perspectief hebben intentionaliteit op individueel niveau en collectieve intentionaliteit zoals wij die analyseren echter onvermijdelijk een mentale inhoud. Om dit verschil te verklaren en vast te stellen waar de grens ligt, analyseren wij de relaties tussen de drie betrokken basisbegrippen, namelijk intentionaliteit, voorkeur en afhankelijkheid, zodat een uniform beeld ontstaat van de collectieve theorie dat van toepassing is op zowel filosofische als formele theorieën. Na het leggen van de verbinding tussen filosofische en formele perspectieven, wordt het logische perspectief het thema van onze discussie. Om speltheoretische concepten te kunnen uitdrukken en ze te verbinden met ons filosofisch perspectief, presenteren we een logica van voorkeur en functionele afhankelijkheid en de hybride uitbreiding ervan en geven we een axiomatisering die deugdelijk en sterk compleet is. De beslisbaarheid van deze logica wordt ook bewezen. De toepassing ervan op het modelleren van niet-coöperatieve en coöperatieve spellen in strategische vorm wordt onderzocht. Het resulterende raamwerk biedt een eenduidige kijk op Nash-evenwicht, Pareto optimaliteit en de kern. De filosofische relevantie van deze speltheoretische noties voor discussies over collectief handelen wordt expliciet gemaakt. Ten slotte concluderen wij en verduidelijken wij de positie van onze theorie in het bredere onderzoeksveld over de in het proefschrift behandelde onderwerpen. Ook wijzen wij op vele nieuwe vragen en richtingen die door onze analyse worden gesuggereerd, waaronder filosofische en logische open problemen. keywords: collectief handelen, collectieve intentionaliteit, holisme, ceteris paribus voorkeur, functionele afhankelijkheid, coalitionele macht